Wetenschappers hebben nog niet lang geleden de naam gewijzigd in Cleithracara maronii. Bij de oudere liefhebbers is hij beter bekend als de Aequidens maronii.
De herkomst van deze Sleutelgatcichlide, zoals de Nederlandse naam luidt, ligt in Zuid Amerika en dan met name Guyana, Barinastroom, de Ouanarystroom en de Orinoco delta. Het is een van de vreedzaamste cichliden die altijd per paar gehouden moet worden. Hij kan heel eenvoudig gehouden worden met andere vreedzame vissen, zoals in het geval van Menno, de Pterophyllum eimekei.
Zijn naam verraadt ook meteen zijn
uiterlijk. Deze vis, die maximaal 15
cm. lang wordt, heeft een zwarte
streep door het oog en een zwarte
vlek op het achterlichaam.
Die laatste vlek is dan het zogenaamde
“sleutelgat”.
In de natuur komen ze voor in heldere
rivieren die vrij schaars begroeid
zijn en met veel hout.
We kunnen het aquarium dan ook het beste inrichten met stenen, kienhout en wortels die allen dienen als schuilplaats. Iets wat deze cichlide graag heeft omdat ze nogal schrikachtig kunnen zijn. Verder kunnen wat hardbladerige planten, zoals bijvoorbeeld grote echinodorussen als dekoratie worden geplaatst. Menno heeft voor de Echinodorus “red flame” en de Echinodorus amazonicus gekozen die er erg fraai bij passen.
Deze vis heeft behoefte aan voldoende zwemruimte, wat hij bij Menno ook volop krijgt. Minimale lengte van het aquarium dient 140 cm. te zijn.
Wat heel erg fijn is, dat dit een cichlide is die de bodem met rust laat. Dus geen gewoel wat een hoop “stof” in het water brengt.
De Cleithracara maronii gedraagt zich erg rustig en zal niet gauw een andere vis iets aan doen. Ze gaan rustig hun gangetje en blijven vaak in de buurt van hun soortgenoten. Anders is het als ze jongen hebben. Dan willen ze duidelijk ruimte om hun heen hebben en schuwen het zelfs niet om vissen die vele malen groter zijn dan zijzelf aan te vallen als deze te dicht in de buurt komen.
Het zijn geen kieskeurige maar wel grote eters. Het liefst eten ze levend voer in al zijn vormen waaronder zwarte, witte en rode muggenlarven, artemia, watervlooien maar ook droogvoer wordt graag genomen. Diepvriesvoer is natuurlijk ook een waardige vervanger
Het kweken met de Sleutelgat
cichilde is niet zo heel erg moeilijk.
Maar om te beginnen moeten
we natuurlijk zeker zijn van
het bezit van een vrouwtje en
een mannetje. Het onderscheid
in de seksen is eigenlijk pas op
een wat latere leeftijd te zien.
Het mannetje krijgt dan een
meer langwerpige rugvin en
het vroutje heeft vaak bij de
staartwortel een licht vlekje en
heeft een ronder lopende rugvin.
Een verschil dat ik in het
aquarium van Menno niet heb
kunnen ontdekken. Of het zijn
twee van hetzelfde geslacht of
ze zijn nog te jong om het onderscheid
te kunnen zien.
Maar als we zeker zijn van het
feit dat we verschillende seksen
hebben, dan is het het beste
om met een stuk of vier vissen
te beginnen. Daar vormt vanzelf
na verloop van tijd een koppel
uit.
Als ze het naar hun zin hebben door ze in lichtzuur, zacht water te houden en ze te voorzien van voldoende schuilplaatsen en een platte steen, dan kan je een hoop nakweek verwachten. Het vrouwtje kan wel tot zo’n 400 eitjes leggen, die ze afzet op een steen. Eerst wordt deze steen door de beide ouders uitebreid gepoetst waarna de eitjes er op gelegd kunnen worden. Na een dag of 3 tot 5 komen de eitjes uit. Als voedsel moeten de kleintjes van massa pas uitgekomen artemia naupliën worden voorzien wat na verloop van tijd vervangen kan gaan worden door bijvoorbeeld cyclops. De jongen worden soms tot wel 6 maanden lang door beide ouders verzorgd.